Een vader komt met zijn twee enig-leuke kinderen eten in het restaurant waar ik werk. Het ene kind zit in een kinderstoel en het andere is net groot genoeg om op een grote-mensen-stoel te zitten. Vader steekt zijn hand op dus ik kruip weer in mijn “vriendelijke-serveerster-rol” en loop naar hun tafel toe.
Meneer stottert nogal en probeert al zoekend naar woorden
eten te bestellen voor hem en zijn kinderen. Ik weet dat het voor hem heel
vervelend is dat het zo lang duurt maar dat is het voor mij al helemaal. Ik ben
namelijk aan het werk en er zijn nog meer mensen in dit restaurant die ook
graag wat willen bestellen. Toch wacht ik met geduld op het moment dat er
eindelijk complete woorden uit zijn mond komen. Ik blijf in mijn rol, lach
vriendelijk en wacht af…
Een aantal minuten later heb ik nog steeds niets op mijn
kladblokje geschreven. Ik ben duidelijk niet de enige bij wie het geduld
opraakt want de lelijke baby is het duidelijk ook beu. Hij neemt een slok
appelsap uit zijn drinkbeker, tuit zijn lipjes en spuugt de appelsap vol over
zijn vader heen. Om het nog even aan te dikken besluit het kind om ook nog eens
over de tafel heen te kotsen. Het andere kind begint te lachen en ik moet me
inhouden om dat niet te doen. Vader begint als een Gilles de la Tourette patiënt te vloeken en hierdoor kan ik mijn
lach niet meer houden. Zo gemeen als ik ben, lach ik met de kinderen mee en eindigt dit avontuur niet al te best.
Moraal van dit verhaal: Mijn acteertalent bleek wederom niet zo goed te zijn als ik dacht. Ik acteer net zo goed als een baby van 1,5 jaar oud.
Moraal van dit verhaal: Mijn acteertalent bleek wederom niet zo goed te zijn als ik dacht. Ik acteer net zo goed als een baby van 1,5 jaar oud.